Stamboom Tot Leven Gebracht

Hoofdstukken

Geschreven door: Auguust de Nijs

  1. Voorwoord
  2. Zeeland
  3. Zeeuws-Vlaanderen
  4. Stad Hulst
  5. Land van Hulst
  6. Jan de Nijs (sr)
  7. Jan de Nijs (jr)
  8. De Nijzen in de 18e eeuw te Lamswaarde
  9. Landbouwculturen in het Land van Hulst, m.n. meekrap en suikerbiet
  10. Johannes de Nijs te Kreverhille
  11. Johannes Francies de Nijs te Kreverhille
  12. Aloisius Josephus de Nijs, kwartiermeester
  13. Aardappeleters en aardappeltelers
  14. Aloys de Nijs te Kreverhille en Knapaf
  15. Bertha van de Vijver te Knapaf
  16. Kwartierblad van Bertha van de Vijver
  17. Kroondomein Kloosterzande
  18. Flevoland (1) – De Noord Oost Polder
  19. Flevoland (2) – Oostelijk en Zuidelijk Flevoland
  20. Oom Mon en oom Wies naar Canada
  21. In het spoor van Oom Mon en oom Wies naar Canada

 

===================================================================================================


0. Voorwoord – Historie Stamboom Aloys de Nijs-Bertha van de Vijver
Deze stam is een levende boom met grote takken in Nederland en Canada + enkele takken in België, Afrika en één in Engeland en de U.S.A.

Mijn broer Frans heeft in de jaren van 1950 onderzoek gedaan naar de voorouders van Aloys de Nijs als kwartiermeester of stamhouder en kwam tot de namen Joh. Francies, Johannes, Anthony en Andries de Nijs en het jaartal 1801.

Mijn pogingen om verder in ons verleden te komen bleven twee jaar vruchteloos totdat ik medewerking kreeg van een neef en in de afgelopen zomer resultaten boekte: wij samen kwamen vanaf Andries tot de namen Johannes jr. en Johannes sr., op 29 september 1681 gehuwd net Cornelia Smallegange te Hulst, geboren vóór 1660. De digitale weg via het archief en de archivaris van Axel-Terneuzen hielp ons. Wij gaan verder met ons onderzoek, maar willen allereerst de geschiedenis van de overledenen van de familie tot leven brengen via kleine artikelen onder de rubriek ‘Historie’ van de website famdenijs.com onder de leden van onze stamboom.

Met medewerking van meer neven en nichten in Nederland en Canada ( o.a. informatie en vertaling van de artikelen in het engels) hopen wij onze webmaster Roel Korting te helpen om onze website up-to-date te houden met nieuwe info, zoals geboorte, huwelijk, overlijden én met het verleden van onze stamboom.

Reacties zijn welkom op onze website. Vragen over de inhoud van de artikelen kunnen naar het adres van oom Guust de Nijs. Per post naar: A. de Nijs, J.J. Benteijnstraat 1 – 116, 4515 EC IJzendijke. Of per e-mail naar: adenijsbvt@zeelandnet.nl

Onderzoek vraagt veel tijd, geduld en geluk. De kwaliteit van juiste gegevens en informatie staat voorop. Ik ben geen prof, maar amateur in informatieverstrekking.

Wij zijn nog met vier van de achttien kinderen De Nijs in leven, samen 356 jaren (Leine 96, Guust 89, Trees 86 en Emery 85 jaar oud). De oudste neven en nichten, kinderen van onze broers en zusters, zijn in de zeventig. Nu is het de tijd om mondelinge en levende informatie aan de volgende generaties door te geven en te behouden. Foto’s, vooral heel oude foto’s van onze stamboomgenoten zijn van harte welkom voor het archief van onze familie.

IJzendijke, 29 september 2013,
de 332e trouwdag van Johannes sr. de Nijs en Cornelia Smallegange.

Op hoop van zegen en met vr. groet

Auguust de Nijs

 

===================================================================================================


1. Zeeland
Er wordt gezegd: “God schiep de wereld en de Nederlanders schiepen Nederland”. Rik Lauspach schreef de roman “1953″ (uitg. 2009) over de grootste watersnood in Zuid-West Nederland, 60 jaar geleden en begint met “God schiep, maar vergat Zeeland”. Eertijds was Zeeland geen zee en geen land. De monding van de rivieren Schelde, Maas en Rijn was een moerasgebied, waar de getijden van eb en vloed dagelijks de zandplaten droog lieten vallen of overspoelden. Zo ontstonden de schorren.

Het eerste couplet van het Zeeuws-Vlaamse volkslied luidt:
Waar eens ‘t gekrijs der meeuwen verstierf aan ’t eenzaam strand,
daar schiepen zich de Zeeuwen uit schor en slik hun land:
en kwam de stormwind woeden, hen dreigend met verderf,
dan keerden zij de vloeden van ’t pas gewonnen erf.

Het wapen van Zeeland heeft aan de onderzijde de spreuk “Luctor et Emergo” d.i. “Ik worstel en kom boven” in 1585 als strijd tegen de Spanjaarden” en nu als tegen het water in de loop van de eeuwen.

In het begin van onze jaartelling, 2000 jaar geleden, lag er in de Honte (nu Wester-schelde) een hoge heuvel Kreverhille, waar de schippers eeuwenlang bij stormwind een veilige ligplaats vonden. Kreverhille ligt in het noordelijkste puntje van het Land van Hulst, ten westen van Perkpolderhaven in de buurt van Ossenisse. In Kreverhille is op 29 oktober 1882 Aloys Josephus de Nijs, onze kwartiermeester of stamvader, geboren. Dat is 3 kilometer verwijderd van De Knapaf, waar de boerderij is van Marcel de Nijs jr. en Bernadette Inghels + de woning van Leo de Nijs, zoon van Joos en Alma de Waal, en Marianne van Remortel. Op deze boerderij leerde Aloys sr, onze kwartiermeester, Bertha van de Vijver kennen, trouwde met haar op 30 april 1907 en ging daar boeren.

Onze stamboom De Nijs-van de Vijver (Aloys J. de Nijs en echtgenote Bertha van de Vijver) is uitgezocht tot Johannes de Nijs, landman en wijnhandelaar te Kuitaart, nabij Kloosterzande, die nog in de 17de eeuw geboren is. Zijn vader heette ook Johannes de N(e)ijs en zijn moeder was Cornelia Smallegange. Deze twee laatste personen zijn geboren vóór 1660. Onze bekende voorvaderen kwamen allemaal uit Oost-Zeeuws-Vlaanderen en het Land van Hulst. Zij gingen in die tijd te voet, per boot, te paard… Zij bleven kort bij huis om een vrouw te zoeken!

Zeeland en Nieuw-Zeeland liggen ver uit elkaar, vroeger voor de gewone man onbereikbaar, maar nu voor ons wel bereikbaar.

2. Zeeuws-Vlaanderen
Het is een landje “apart”, Zeeuws èn Vlaams, zoals wij zingen in het refrein van het Zeeuws-Vlaamse volkslied: “Van d’Ee tot Hontenisse, van Hulst tot aan Cadand.

Dat is ons eigen landje, maar een deel van Nederland”. Zeeuws-Vlaanderen is het zuidelijk deel van de provincie Zeeland, tussen de drukbevaren Westerschelde en de Belgische provincies West- en Oost-Vlaanderen.

Het landschap van dijken en polders verandert nog steeds. Duizend jaar geleden was het een moeras- en veengebied met dekzand aan de grens in het zuiden en zandplaten met schorren waarop eb en vloed klei achterliet. Vooral Vlaamse abdijen ontgonnen het gebied, eerst in het westen door de St. Baafs- en de St. Pieterabdij te Gent en later in het oosten door cissterciënsers van de abdijen Ten Duinen, Ter Doest, Baudelo en Cambron. “Ora en labora – bid en werk”was hun devies. Ook particulieren deden dit in een later stadium, zoals Vader Cats te Groede. Overstromingen en militaire inundaties vroegen steeds om inpolderingen; er kwam nieuw land bij en herwonnen land werd “oud land” genoemd. Diepe geulen bleven kreken. Onveilig werd ‘t door afgravingen van turf voor brandstof en zgn. “darinck” voor zoutwinning. Let eens op de typische plaatsnamen zoals Kloosterzande, Zuidzande, Biervliet, Nieuwvliet, Hengstdijk, IJzendijke, Ossenisse, Hontenisse, Sluis, Sluiskil, Sas van Gent, Sasput, Lamswaarde en Vogelwaarde, als herinnering aan het water. (Lamswaarde en Vogelwaarde is laagliggend land, zgn. waard, nabij de kreek Oost- Vogel en West-Vogel).

Ook op staatkundig gebied kwam er verandering: graafschap Vlaanderen te Gent, Spaanse overheersing, in de tachtigjarige oorlog (1568-1648) werd het staatsgebied van Nederland en na de franse tijd –1814 – een deel van het koninkrijk Nederland.

Op het agrarisch bedrijf “Noorddijkhof” te Knapaf in de gemeente Hontenisse boerden acht pachters van eenzelfde familie Adriaansen(s) van 1683-1907 en daarna Aloys, Joos, Marcel, Leo en Marcel de Nijs tot op heden. In 1999 werd dit bedrijf eigendom van de maatschap De Nijs. Leo de Nijs geniet van een welverdiende rust. Marcel jr. de Nijs ploegt voort en zijn twee zonen volgen landbouwonderwijs in de school èn in de praktijk…
Leo en Marcel de Nijs hebben bij de aankoop de jacht aan het kroondomein gelaten; een dankbaar gebaar en tegelijk een blijvende band met het Oranjehuis. Het Kroondomein was goed voor de pachters, maar stelde ook voorwaarden zoals o.a. de stalmest moest op de eigen pachtgrond blijven, de jacht van de pacht bleef aan het kroondomein,m.n. aan de rentmeester er van. Zie aantekening onder P.S.

De verbindingspersoon tussen de twee families Adriaansens en De Nijs is Bertha van de Vijver, geboren te Koewacht op 11 juli 1883, die vanaf haar 4e jaar inwoonde bij haar oom Guust van de Vijver, geboren te Koewacht 19 febr. 1840 en overleden te Hontenisse 15 april 1909, en Apolonia Adriaansens. Omdat zij geen kinderen hadden en zelf heel gastvrij waren, kwamen neven en nichten er vaak logeren. Dan kwam een boerenwagen -volgeladen met jong volk- van Koewacht naar De Knapaf, ook voor zus of nicht Bertha, die er blijkbaar het beste aardde, want zij bleef er weken, maanden, zelfs jaren totdat zij trouwde met Aloys de Nijs van Kreverhille op 30 april 1907en haar oom Guust opvolgde.

P.S.
Het bezit van de abdij Ten Duinen te Koksijde (B.) in (Oost-)Zeeuws-Vlaanderen werd op 16 april 1646 door de Staten-Generaal in ’s Gravenhage geschonken aan de prins van Oranje als compensatie voor het verlies van het prinsdom “Orange” in Zuid-Frankrijk. Dit was het begin van het Kroondomein Kloosterzande, waarvan de opbrengst jaarlijks toekwam aan de drager van de kroon van het Oranje huis (eerst stadhouders en na 1814 vier koningen en drie koninginnen).

 

===================================================================================================

 


3. Stad Hulst
De naam Hulst komt van Hulstbos.

Hulst ontstond in de 11e eeuw als nederzetting, ontving in 1180 stads- rechten van de graaf van Vlaanderen en werd een vesting- en havenstad. De vorm van een middeleeuwse stad is heel duidelijk te vinden in Hulst. De burcht (burg, kasteel) stond op een hogere zandstrook met een bos “hulst-begroeing” dichtbij water of geul.

Het terrein was cirkel- of ovaalvormig, omgeven door een gracht. Vóór de burg was een open plek, waar iets bijzonders gevierd kon worden. Vanaf de burg liep een rechte weg, de oudste en eerst verharde “steenstraat” naar de binnenhaven, waar de vismarkt kwam. Bij de gracht/veste werd later een Dobbele Poort gebouwd met een water- èn landpoort voor de zeevaart en de weg naar het Land van Hulst. De burg werd raadhuis/stadhuis en de open plek de Grote Markt en rond de Steenstraat treft men de Schapen-, Beesten-, Hout-, en Broodmarkt aan. Bij de Grote Markt werd de Sint-Willibrordusbasiliek in 1535 na jaren opgeleverd. In de Steenstraat was het Landshuis van het Hulster Ambacht, want dat had een eigen bestuur, zoals ‘t stadsbestuur zetelde in het stadhuis. De stadswallen stammen uit de jaren 1568-1648, vooral tussen 1610-1630; er kwamen negen bolwerken en vier ravelijnen (nog één ravelijn, d.i. een vooruitgeschoven versterking).

Hulst noemt zich “de meest Vlaamse stad” van Nederland wegens zijn Bourgondische levensstijl.

Er zijn veel relaties tussen onze familie De Nijs en Hulst in heden en verleden. Vader en opa Aloys de Nijs ging bijna elke maandagmiddag naar de markt in Hulst. Dertien van zijn kinderen volgden er landbouw- of huishoud- of middelbaar onderwijs. Drie (Marie, Tina en Thiele) waren er al vroeg op kostschool volgens advies van de huisarts om de moeder meer rust te geven. De oudste zoon Dolf woonde er ongeveer 20 jaar en zijn echtgenote Liza 26 jaar; hun zonen Emiel en Jo wonen er nu, resp. in de Zoutzieder- en Janseniusstraat. Deze straten wijzen op de zoutwinning in de middeleeuwen en de Hulsternaar Jansenius, de eerste bisschop te Gent (1559-1576). Hij was als bisschop en afgevaardigde op het Concilie van Trente om de reformatie van Luther en Calvijn in te dammen.

Ook woonde Jan de N(e)ijs sr. daar rond 1700, want zijn vijf kinderen Petronella, Joannes, Dijna, Cornelis en Adriaan zijn geboren te Hulst in de jaren 1683-1689 uit zijn tweede huwelijk met Cornelia Smallegang(e).
In de archieven staan de familienamen De Nijs en Smallegang zonder en met een e. Er zijn nieuwe gegevens over Jan de N(e)ijs sr. gevonden! Deze gegevens komen uit doopboeken e.d. en uit de boeken van het Hulster Ambacht. De registratie via gemeenten kwam na Napoleon.

Zijn zoon Joannes jr werd wijnkoopman en landman, vestigde zich te Kuitaart in het Land van Hulst. Zijn opvolgers in de stamboom De Nijs-van de Vijver werden landbouwer in de kop van Hontenisse, ook in het Land van Hulst.

 

===================================================================================================

 


4. Land van Hulst
In 1242 kregen de Vier Ambachten Hulst, Axel, Assenede en Boekhoute een “keure” d.i. een wet of wetboek met rechten en plichten van de graaf van Vlaanderen te Gent. Assenede en Boekhoute liggen in België, maar het noorden van hun gebied reikte tot de rivier de Honte, die later Westerschelde genoemd werd. In Nederland omvatten De Vier Ambachten ongeveer Midden- en Oost-Zeeuws-Vlaanderen.
Hier gaat het alleen over het Hulster Ambacht, de bakermat van onze stamboom, waar onze vóórvaderen zijn geboren en getogen, tenminste van Johannes de Nijs tot onze kwartiermeester Aloys de Nijs. Zijn kinderen zijn er wel geboren, maar uitgezwermd. De eerste zes genoemde generaties waren landbouwers in de kop van Hontenisse, vanaf Lamswaarde tot Kreverhille.

Naam Leeftijd Woonplaats Polder Pachttijd
Johannes de Nijs 1688 – 1749 Kuitaart Oost-Vogelpolder 1725 – 1760
Andries de Nijs 1723 – 1780 Kuitaart-Lamswaarde ? ?
Anthony de Nijs 1759 – 1812 bij Kuitaart Schaperspolder 1797 – 1840
Johannes de Nijs 1801 – 1879 Kreverhille Kruis- en
Kievitspolder
1842 – 1883
Joh. Fancies de Nijs 1840 – 1916 Kreverhille Kievitspolder 1883 – 1918
Aloys Jos. de Nijs 1882 – 1975 De Knapaf Noordhofpolder 1907 – 1948
Maatschap Aloys en Joos de Nijs Noordhofpolder 1948 – 1957
Maatschap Joos en Marcel de Nijs Noordhofpolder 1957 – 1975
Maatschap Marcel en Leo de Nijs Noordhofpolder 1975 – 1997
Maatschap Leo en Marcel jr. de Nijs Noordhofpolder tot 1999, daarna eigendom

Opmerking: tweemaal ging de pacht door op naam van de weduwe.
1. Joh. Francies de Nijs stierf in 1916 en bleef pachter tot 1918. Hoe kon dit? Zijn weduwe bleef met de hulp van haar zoon Petrus, die haar in 1918 als pachter opvolgde.
2. Anthony stierf in 1812 en de weduwe bleef pachten tot 1814, waarna de pacht overging op Adriaan de Nijs (waarschijnlijk haar zoon!?) van 1814-1832. Johannes (geb. in 1801) was 13 jaar, toen zijn vader stierf en werd zelfstandig boer in de Kruispolder van 1845-1850 en in de Kievitspolder van 1850-1883 te Kreverhille.

Vader en opa Aloys de Nijs zag aankomen, dat er in de toekomst geen boerderij voor elk kind zou beschikbaar komen, en stimuleerde zijn zoons om verder te studeren. Toch zijn Dolf te Clinge, Albert in de Noord-Oost-Polder (Flevoland), Mon en Aloys jr. in Canada, Joos en Marcel samen thuis boer geworden. Thuur, Leo en Guust zijn priester geworden van het Bisdom Breda, Frans werd burgermeester te Graauw en Obdam (N.H.) en Emery hotelhouder te Kloosterzande.

Zowel in Nederland en elders zijn de kleinkinderen e.v. steeds meer gaan studeren en hebben allerlei beroepen gekozen. En terecht! Het zou interessant zijn om de beroepen via de website bekend te maken. Wie schrijft eens over zijn of haar beroep?

Bronnen:
Archief van het Hulster Ambacht, de huidige gemeenten Hulst en Terneuzen
Archief van het Kroondomein Rentmeesterschap Kloosterzande
Boerderijen in het Land van Hulst (uitgave 1997)

Landkaart:
“Over de Vier Ambachten” 750 jaar Keure, 500 jaar Graaf Jansdijk (uitgave 1993).

 

===================================================================================================

 


5. Jan de Nijs (sr)
Er zijn nieuwe gegevens over onze stamboom gevonden, zie onderstaande afbeelding. Goed nieuws!

Jan de Nijs, senior, geboren op 15 april 1646 te Bornem, nu Bornhem in België, 10-12 km ten zuiden van Antwerpen aan de Schelde, kwam rond 1677 met Adriaeneken Guilliaems en 3 kinderen naar Hulst. Hij werd er keurmeester van vis en legde op 5 december 1678 de eed af als burger en stadsarbeider van Hulst
Zijn vader Alexander en grootvader Adrianus de Nijs, geboren rond 1595, trouwden –evenals Jan sr.- te Bornem. Hopelijk volgen in de toekomst meer gegevens vanuit Bornhem e.o. over hen!

Klik op onderstaande stamboom om deze te vergroten

 

===================================================================================================

 


6. Jan de Nijs (jr)
Jan de Nijs (sr.) kwam rond 1677 van Bornhem (B.) met zijn vrouw en drie kinderen naar de stad Hulst, waar hij stadsarbeider, stadsdienaar, dienaar van justitie, keurmeester en belle-klinker (stadomroeper en mogelijk beller van de visafslag?) werd. Hij legde op 5 december 1679 de eed als burger en stadsarbeider af en op 20 december 1680 de eed van getrouwheid als stadsdienaar. Hij trad enkele malen op als getuige in een proces voor de vierschaar van Hulst.Voorlopig moeten wij het doen met deze summiere gegeven over hem, zijn vader Alexander en opa Adrianus.

Jan de Nijs (jr), zoon uit het tweede huwelijk van Jan de Nijs (sr) met Cornelia Smallegang(k) en geboren op 31 januari 1685 te Hulst, werd wijnkoopman en landsman. Hij ging in ondertrouw (aldus de boeken van het Hulster Ambacht) te Hulst op 19 mei 1706 met Catharina van de Poel, geboren te Hengstdijk. Zij kregen zes kinderen. Jan hertrouwde als weduwnaar met Pieternella Andriessen te Hontenisse op 29 november 1714. Zij kregen samen nog zes kinderen. Twee van de twaalf kinderen stierven vroeg.
Jan de Nijs (jr) legde op 23 september 1711 de eed af als grossier in wijnen en brandewijn. Hij was dus wijnkoopman en tevens boer, want hij pachtte van het Kroondomein een bedrijf van 22 gemeten en 93 roeden (ongeveer 9 h.a.) in het Dreefken van de Oostvogelpolder nabij de Boudelodijk in de jaren 1725-1760.

Dit landbouwbedrijf is beboerd door Michiel de Zwart van 1925-1955. Het huis werd een vakantiewoning. De huidige postcode is Boudelodijk 8 4586 RZ Lamswaarde. De naaste buren zijn thans Harrie en Annie de Bruijcker-van Laar; zie onze stamboom nr. 6 onder Martina nr. 6,4. Dit is een notitie voor familieleden, die bekend zijn in Lamswaarde en Kloosterzande. Zij kunnen dit vinden in de “Boerderijen in het Land van Hulst” Uitgave 1997, blz. 610 onderaan.

Jan de Nijs (jr) verbouwde tarwe, rogge, gerst, bonen, haver (een gemengd bedrijf met wat vee). Jan stierf in 1749. Zijn vrouw en gezin boerde verder tot 1760; de jongste zoon was 13 jaar bij de dood van zijn vader. Zijn zoon Anthony nam deze pacht over van 1760-1766. Deze Anthony is geen stamvader van ons, want dat is namelijk Andries.
Zoon Andries ging verder in de wijnhandel, want hij legde de eed af op 3 juli 1741 als slijter in brandewijn, mocht op 10 mei 1756 een winkel en herberg houden aan de Lamswaardse kapel in het huis van wijlen Marinus Roeland en kreeg op 4 mei 1760 een vergunning om “buitenlands te reizen”. Op Lamswaarde werd in 1686 een eerste schuurkerk of kapel gebouwd (zie foto hieronder) op de plaats waar later tot eind 20ste eeuw de r. k. pastorie was. Nu ligt hier het centrum van het dorp, maar eertijds was het een afgelegen plek, zoals door de burgerlijke overheid was voorgeschreven.

De schuurkerk was eenvoudig en klein, de ingang was via de huidige Achterstraat. De kapel mocht niet op een kerk lijken en zeker geen kerkdeuren hebben. De Gereformeerde kerk (Hervormde Kerk) was toen de officiële Staatskerk. De kerkgangers kwamen van Kuitaart, Graauw, Dullaertpolder, Stoppeldijkpolder, Ser Pauluspolder, Cambronpolder, Havenpolder, Kruispolder en Polder van Namen. Dit blijkt uit de doop- en trouwboeken van die tijd.

 

===================================================================================================

 


7. De Nijzen in de 18e eeuw te Lamswaarde
Het gaat om Jan, Andries en Anthony de Nijs en kinderen, gezin, kerk en werk.
Bron: “Lamswaarde door de jaren heen” van Carlo Buijsrogge.
Met dank aan Carlo Buijsrogge voor onderstaande gegevens.

1. Gezinnen
Jan jr. de Nijs (1685-1749) had 15 kinderen, n.l. 6 van Catharina van de Poel uit Hengstdijk
1. Johannes Jacobus, 8 jaar oud geworden
2. Johannes Antonius, 43 jaar oud geworden
3. Petronella werd 22 jaar en was 3 jaar getrouwd met Jac. de Waal, boer te Graauw
4. Petrus, 41 jaar oud geworden
5. Cornelis, 39 jaar oud geworden en getrouwd met Elisabeth Jansen, wonend in de Kruispolder
6. Apolonia, maar 1 jaar geworden
en nog 9 kinderen van Pieternella Andriessen uit Lamswaarde-Roversberg
7. Gerard, geboren ? gestorven in 1762
8. Anthony, getrouwd met Marianne Martens en opvolger van zijn vader als boer in het Dreefke
9. Catharina, 11 jaar geworden
10. Pieter, ongeveer 55 jaar geworden, getrouwd met Maria Leenknegt, wonend in de Kruispolder
11. Andries, stamvader van ons, wijnkoopman, winkelier en herbergier te Lamswaarde
12. Cornelia, 38 jaar geworden en getrouwd met Joos van der Neck, boer, winkelier en kleermaker
13. Johanna, getrouwd met Pieter Kint(s), smid en landman te Hengstdijk
14. Catharina, geboren rond 1732 en verder onbekend
15. Josina, geboren rond 1733, is 23 jaar geworden en was een jaar getrouwd met Jacobus de Maat

Jan de Nijs (jr) heeft zeker lager onderwijs gevolgd aangezien hij geboren werd te Hulst, er volwassen en wijnkoopman werd. Ook zijn kinderen met name Andries als wijnkoopman, winkelier en herbergier hebben zeker onderwijs genoten. Er was wel onderwijs in de 18e eeuw te Lamswaarde, maar de voorzieningen waren zeer pover en afhankelijk van ouderbijdragen. Er werd les gegeven in een klein gebouwtje nabij de schuurkerk tot 1827. Er waren in 1845 tijdens de zomer maar 70 leerlingen en in de winter zelfs 130 kinderen op de dorpsschool. In 1864 kwam er pas een gemeenteschool te Lamswaarde, tegelijk met een tweede openbare school te Kloosterzande in de Molenstraat (nu Kloosterstraat) waar al langer een openbare school stond op de plaats waar later het gemeentehuis is gebouwd.
De eerste leerplichtwet in Nederland werd aangenomen in het jaar 1900, zodat alle kinderen van 6-12 jaar per 1 januari 1901 schoolplichtig werden. Deze wet werd aangenomen met 50 stemmen vóór en 49 stemmen tegen in de Tweede Kamer. De afwezige tegenstander was van zijn paard gevallen, zodat de voorstanders van de leerplichtwet rondbazuinden: “het paard was slimmer dan zijn ruiter”.

Andries de Nijs (1723-1779): 14 kinderen uit zijn huwelijk met Anna Maria Heijman
1. Gerard, geboren 30 april 1733 te Lamswaarde, getrouwd Christina Cappendijk, gestorven 6 febr. 1838 te Hontenisse (Herbergier in Café Rue du Nord in de Noordstraat 16 4588 KM Walsoorden)
2. Petronella, geboren rond 1758 te Perkpolder, getrouwd Josephus de Haan, gestorven rond 1790 in de Molenpolder
3. Anthony, stamvader van ons, boer in de Schaperspolder, nabij de boerderij van zijn opa Jan jr.
4. Cornelia, geboren 22 mei 1762 te Perkpolder, gestorven 1 juni 1762 te Perkpolder
5. Catharina, geboren 23 juni 1764 te Perkpolder, gestorven vóór 1780
6. Johannes, geboren 31 aug. 1765 te Hulsterambacht, gestorven vóór 1771
7. Maria Anna, geboren 20 febr. 1767 te Perkpolder Perkpolder, gestorven 2 mrt. 1768 te Perkpolder
8. Maria Anna, geboren 10 april 1768 te Perkpolder, gestorven 29 april 1768 te Perkpolder
9. Judocus, geboren 27 april 1770 te Perkpolder, gestorven 14 mei 1770 te Perkpolder
10. Johannes, geboren 10 juni 1771 te Perkpolder, gestorven 18 juli 1771 te Perkpolder
11. Maria Anna, geboren 20 sept.1772 te Perkpolder, gestorven 12 okt. 1772 te Perkpolder
12. Franciscus, geboren 29 okt. 1773 te Perkpolder, gestorven 8 nov. 1773 te Perkpolder
13. Maria Anna, geboren 16 apr. 1778 te Perkpolder, gestorven 18 juli 1778 te Perkpolder
14. Andries, geboren 15 juli 1779 te Perkpolder, gestorven 1779 te Perkpolder

In de 18e eeuw kwam kindersterfte veel voor, ook in de gezinnen van Andries en Anthony de Nijs!

Anthony de Nijs (1759-1812): 14 kinderen uit zijn huwelijk met Maria Th. Verdict uit Kuitaart
1. Maria Anna, geboren 17 mrt. 1791 te Hontenisse, gestorven 3 sept. 1804 te Hontenisse
2. Adriaan, geboren 2 mei 1792 te Schaperspolder, getrouwd 28 jul. 1815 Anna C. Gordijn, gestorven 1831 te Hontenisse (stamvader van Petrus, Alphonsus J., Piet en Pieter de Nijs van Lepelstraathof te Zandepolder)
3. Gerard, geboren 21 juli 1793 te Hontenisse
4. Elisabeth, geboren 27 aug. 1794 te Hontenisse
5. Apollonia, geboren 15 mrt. 1796 te Hontenisse, gestorven 17 april 1813 te Hontenisse
6. Johannes, geboren 27 april 1797 te Hontenisse, gestorven 18 juli 1707 te Hontenisse
7. Cornelis, geboren 16 juli 1798 te Hontenisse, gestorven vóór 1800 te Hontenisse
8. Cornelis, geboren 17 dec. 1799 te Hontenisse
9. Johannes, geboren 12 april 1801 te Hontenisse Schaperspolder, getrouwd 25-4-1835 Apolona Leenknegt Hontenisse (stamvader van ons), gestorven 1 dec. 1879 te Kievitspolder
10. Josephus , geboren 24 sept. 1802 te Hontenisse, gestorven 10 okt. 1802
11. Cornelia, geboren 20 febr. 1804 te Hontenisse, getrouwd Pieter de Wilde, gestorven 15 dec. 1857 te Hontenisse
12. Pieter, geboren 15 okt. 1805 te Hontenisse, gestorven 26 okt. 1805
13. Pieter, geboren 25 febr. 1808 te Hontenisse, getrouwd Virginia Bogaert, gestorven 14 febr, 1873 te Hontenisse
14. Maria Anna, geboren 2 jan. 1810, gestorven 1 nov. 1811 te Hontenisse

2. Kerk-schuurkerk
Met de verovering van Hulst en het Hulsterambacht in 1645 werden de r.k. kerken van Hengstdijk
en Ossenisse gesloten; de basiliek van Hulst en het kerkje van Hof te Zande (Kloosterzande) werden overgenomen en gebruikt door de Gereformeerde Kerk. De katholieken waren genoodzaakt om te kerken in Klinge of Kieldrecht over de grens of aangewezen op een priester die in het geheim de sacramenten kwam bedienen. Onder de strenge afkondigingen van de Staten-Generaal – het openbaar belijden van de r.k. godsdienst was verboden- werd vanaf het jaar 1685 het bouwen van schuurkerken oogluikend toegestaan. Zo kwam er in 1686 een schuurkerk te Lamswaarde, ook één in Groenendijk en één te Hulst aan de Overdamse straat bij de vismarkt. Kortom, het was afzien voor de katholieken uit de streek, hun bisschop woonde in Gent. De Hollandse Missie boven de Westerschelde, Maas en Rijn moest het doen met vicarissen, hadden geen bisschoppen, totdat in 1853 het herstel van de bisschoppelijke hierarchie in Nederland kwam.
De katholieken in deze streek hebben ‘t volgehouden en bij de overdracht van Zeeuws-Vlaanderen in het jaar 1832 aan het vicariaat en later bisdom Breda verklaarde de bisschop Van de Velde van Gent: “de Nederlandse katholieken in Zeeuws-Vlaanderen zijn rechtschapen van aard, die het katholiek geloof hebben bewaard”. De bijnaam van Lamswaarde is “Heilig Land” of is het een erenaam? Het kerkkoor draagt nog steeds de naam “Terra Sancta”! Waarschijnlijk komt de naam van de Cisterciënsers van Boudelo, die hun abdij hadden te Sinaai (B.) en later in Gent. Onze stamvaders Andries en Anthony de Nijs zijn in de 18e eeuw geboren in het “Heilig Land”.

3. Werk
Zeeuws-Vlaanderen was agrarisch met handel in de stadjes,wat visserij en scheepvaart aan de kust en langs de Schelde. De bevolking leefde vooral van de landbouw. Er was veel tijdrovend handwerk op het land, in de schuur, in huis en gezin. Wij brengen per week meer boodschappen van de supermarkt mee voor twee mensen dan de boerin of huisvrouw van toen voor een gezin van 10 of meer personen. Zij hadden in de 18e eeuw melk van de koe of geit, vlees, eieren, meel, groente, fruit enz. aan huis. Breien en het spinnenwiel bij de haard. De naald was goud waard. De mannen maakten lange dagen op het land en ’s winters in de schuur. De dames werkten heel wat uren in de stallen. Vele kinderen hadden geen tijd om in de zomer naar school te gaan, omdat zij moesten meehelpen met de oogst of licht werk doen
Er bestonden de nodige ambachten en beroepen. Rond 1740 waren er in Lamswaarde 17 neringdoenden en 70 boeren- en arbeidersgezinnen. Jan jr. de Nijs verkocht wijn en had zijn land- (en mogelijk tuinbouwbouw)bedrijfje van 9 h.a. Andries had zijn drankwinkel en herberg en was mogelijk commissionair in landbouwproducten. Anthony was volledig agrariër, een boer die misschien meekrap verbouwde. Er waren arbeiders nodig in de meekrap- of meestoof, een soort coöperatie van meestal 16 boeren vanwege de hoge kosten. Op kleine schaal werd er nog turf voor brandstof gestoken en ook “darick” of zilte turf voor zoutwinning in zoutziederij. Ook het onderhoud van de dijken, sloten en wegen eisten mankracht. Er was werk genoeg voor de 4000 volwassen personen in het Hulsterambacht rond 1750.

 

===================================================================================================

 


8. Landbouwculturen in het Land van Hulst, m.n. meekrap en suikerbiet
De meekrapcultuur bestond hier op de kleigrond van Zuid-West-Nederland vanaf de 14e eeuw tot 1860, vooral op Schouwen en Duivenland (het noorden van Zeeland) en in Zeeuws-Vlaanderen. Oude namen als “Stoofpolder” en “Oude Stoof” herinneren en aan. Tijdens het leven van Anthony en Johannes de Nijs in de Schapers- en Kievitpolder herleefde deze teelt en stonden er acht mee(krap)stoven in het Hulsterambacht, waarvan één in Campen onder Vogelwaarde, één te Walsoorden en twee in Kuitaart onder Lamswaarde. Meekrap was een landbouwgewas dat werd geteeld om de rode verfstof alizarine (Turks rood) waarmee textiel (vooral laken) en leer werd gekleurd. Het gewas werd na 2-3 jaar geoogst voor zijn wortels. Deze werden gedroogd in meestoven en daarna tot poeder gemalen. Het malen gebeurde met rosmolens, aangedreven door paardenkracht en rond 1850 ook door stoomturbines.

De bouw van een meestoof was kostbaar, geen eensmanszaak; een aantal boeren, kooplui en notabelen vormde een coöperatie Het meekrappoeder was van hoge kwaliteit en werd verhandeld op de stapelmarkt van Rotterdam. aan ververijen en katoendrukkerijen. In 1868 wisten een paar Duitse scheikundigen langs chemische weg deze rode verfstof te bereiden en de nieuwe synthetische verft werd al gauw de ondergang van de meekrapcultuur..

Het adres van vader en opa Aloys de Nijs was Drogendijk 1 Walsoorden vanwege een meestoof en op Drogendijk 15 was een stoofhuis. Tante Louise van Canada ging langs de Oude Stoof naar de school van Hengstdijk.

De suikerbietenteelt begon hier in de Franse tijd met Napoleon, die de blokkade van Engeland wilde doorbreken. Er kwam geen rietsuiker meer binnen in West-Europa; het onderzoek en de proeven met bietsuikerstonden nog in de kinderschoenen en slaagde na enkele decennia. Het was zwaar handwerk in Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen de suikerbieten in de herfst en het begin van de winter uit de zware kleigrond en blubber te halen. De landarbeiders werkten even hard als de Zeeuwse en Vlaamse trekpaarden.
Er verschenen vele suikerfabriekjes, die rond 1900 vervangen werden door twee grote fabriekende Coöperatieve en de Centrale- in Sas van Gent en een particuliere suikerfabriek van de familie Lippens uit Gent in Moerbeke. Ook deze zijn rond 2000 gesloten en nu worden de suikerbieten in Dinteloord (Noord-Brabant) en Tienen in België verwerkt. Er zijn in 2013 nog twee suikerfabrieken in Nederland (Dinteloord en Hoogkerk/Groningen) en drie in België (Tienen, Wanze en Fontenoy).

De suikerfabrieken van Sas van Gent en Moerbeke hadden honderd jaar geleden aandelen en belangen in de twee suikerfabrieken van Wallaceburg in Zuid-Ontario, Canada. Daar zijn heel wat emigranten uit Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen neergestreken en begonnen met werk in de suikerbieten! Tussen 1900-1950 werden via Sas van Gent, Moerbeke en Wallaceburg (Can.) in het voorjaar ervaren landarbeiders gevraagd en vertrokken per schip met de Cunard-lijn vanuit Antwerpen. Namen uit Hontenisse en het Land van Hulst vind je terug in Zuid-Ontario dank zij de suikerbiet. Hierover later meer! Er is een boek over te schrijven!!!

Met dank aan Carlo Buijsrogge, archivaris van de gemeente Terneuzen.
Dit is passend en verdiend na de eerste zeven bovenstaande hoofdstukken.

 

===================================================================================================

 


9. Johannes de Nijs te Kreverhille
Johannes werd geboren te Schaperspolder 12 april 1801 als zoon van Anthony de Nijs en Anna Maria Verdickt uit Kuitaart. Hij was 11 jaar, toen zijn vader stierf en 13 jaar bij het overlijden van zijn moeder. Zijn 10 jaar oudere broer Adriaan bleef op de ouderlijke boerderij. Johannes trouwde 25 april 1835 in de r.k. kerk te Groenendijk met Apolonia Leenknegt en kwam
gelijktijdig op de boerderij in de Kruispolder (toen huisnummer Wijk D-no.67 en thans Lange Nieuwstraat 21 4587 RH Kloosterzande). Bij notariële akte van 22-4-1842 (notaris Noël te Hontenisse) ging de pacht in de Kievitspolder te Kreverhille over naar Johannes de Nijs, die de pacht over nam van Andries Cappendijk en de gebouwen zelf kocht. Het betreft Hoeve Kievitsburg op het huidige adres: Kalversdijk 6 4588 RC Walsoorden. Zij kregen vier kinderen: de oudste dochter Roza bleef ongehuwd bij de ouders.
1. Rozalia * 9 augustus 1836 te Hontenisse, gestorven op 23 juli 1897 aldaar.
2. Cornelia * 22 jan. 1839, getrouwd met Josephus van Wesemael en gestorven op 28 mei 1872 te Hengstdijk. (De boerderij was en is Platte dijk 6A 4585 PT Hengstdijk).
3. Johannes Francies * 28 december 1840 in de Kruispolder getrouwd met Catharina Hiel en 24 september 1916. Zij zijn de ouders van onze kwartiermeester Alouisius Josephus de Nijs.
4. Petronella * 9 februari 1843 in de Kievitspolder getrouwd in 1876 met Jacobus Josephus de Jonghe, gestorven op 1885.

In zijn jeugdjaren behoorde het huidige Zeeuws-Vlaanderen toe aan Frankrijk. Er waren wat frans- en republiekeinsgezinde patriotten die veranderingen verwachten volgens de leuzen van de franse revolutie “liberté, egalité et fraternité – vrijheid, gelijkheid en broederschap”. Hun aanhang in de streek was niet groot. De katholieken waren blij dat de basiliek van Hulst een simultaankerk werd (het achterste gedeelte, de preekkerk, bleef voor de gereformeerden en de koorkerk kwam weer aan de katholieken), maar bleven prins- en oranje gezind. Johannes maakte de terugkeer en kroning van de prins van Oranje tot koning Willem I mee.
20 Juli 1814 werd de Generaliteit Staats-Vlaanderen bij de provincie Zeeland gevoegd en officieel Zeeuws-Vlaanderen. Na de afscheiding van België in de jaren 1830 bleven protestanten en katholieken hier trouw aan het Koninklijk Huis van Oranje, zodat wij met het 2e eeuwfeest kunnen zingen: “van D’Ee tot Hontenisse,van Hulst tot aan Cadzand: dat is ons eigen landje maar een deel van Nederland”.
Zeeuws-Vlaanderen is toch een landje apart!

Johannes de Nijs heeft zijn sporen verdiend voor zijn gezin, maar ook voor de samenleving. Wij zijn in bezit van zijn geloofsbrief met vier bewijsstukken van zijn benoeming tot raadslid der gemeente Hontenisse in 1851. (Toen werd de Gemeentewet voor Nederland ingevoerd. Het betekende daadwerkelijke zelfstandigheid van de burgerlijke gemeente. Een raadslid werd benoemd en niet via een volksstemming gekozen). Mede door Johannes de Nijs is er een openbare school in 1865 gekomen in de Noordstraat voor het gebied van Walsoorden tot Kreverhille. Hij werd tevens benoemd tot kerkmeester van het r.k.kerkbestuur en heeft de bouw en opening van de St. Martinuskerk te Groenendijk in 1871 meegemaakt.

Johannes de Nijs was een voorbeeldige echtgenoot en huisvader, een goede landbouwer op 82 gemeten of 33 h.a., een geschikte bestuurder en als zodanig benoemd als lid van de gemeenteraad en het kerkbestuur; alles te zamen een invloedrijke man in een tijd van verandering.

 

===================================================================================================

 


10. Johannes Francies de Nijs te Kreverhille
Francies de Nijs was zijn roepnaam, voor mij opa Francies, geboren 28 december 1840 in de Kruispolder, getrouwd op 21 juli 1879 met Anna Catharina Hiel en overleden 24 september 1916. Mijn oma C(K)atrien geboren 5 augustus 1854 en gestorven 4 november 1927. Zij waren neef en nicht, en ook achterneef en nicht van elkaar, zodat zij met dispensatie in de kerk zijn getrouwd. Zij woonden tevoren dicht bij elkaar. De kinderen uit hun huwelijk waren:
1. Louisa, geboren 19 september 1880 gestorven 5 december 1945 (Groenendijk 4587 CR Kloosterzande), getrouwd met Alfons Adriaansen, geboren 23 november 1885, gestorven 10 mei 1952
2. Aloys, onze stamvader en kwartiermeester, (Drogendijk 1 4588 KK Walsoorden), getrouwd met Bertha van de Vijver.
3. Petrus, geboren 17 april 1886, gestorven 15 oktober 1960 (Kalverdijk 6 4588 RC Walsoorden), getrouwd met Helena Buysse, geboren 19 juni 1891 en gestorven 13 januari 1967
4. Joseph, geboren 1 mei 1887, gestorven 1 september 1964 (Noordstraat 1 4588 KM Walsoorden), getrouwd met Marie de Nijs geboren 29 mei 1889 en gestorven 18 maart 1949
5. Maria, geboren 11 juni 1893, gestorven 15 december 1962 (Helenaweg 1 4521 GR Biervliet), getrouwd met Petrus Leo Mangnus, geboren 13 februari 1889 en gestorven 5 mei 1978.

Opa ging naar een kostschool in Kieldrecht (B.), een zeldzaamheid in die dagen. Zijn kinderen gingen naar de openbare school aldaar bij meester Borm, bij wie mijn vader landbouwavondcursussen volgde. In de jaren 1880 was er een grote landbouwcrisis. Om de toekomst van de landbouw te verbeteren werd de Hogere Landbouwschool te Wageningen en werden daar jonge onderwijzers bijgeschoold om op het platteland avondcursussen te geven. De landbouwproducten waren: tarwe, gerst, haver, paardenbonen, bruine bonen, vlas, meekrap (tot ongeveer 1870), suikerbieten. Er waren paarden, koeien en schapen, een gemengd landbouwbedrijf.

Tante Louise en mijn vader Aloys trouwden vóór het overlijden van opa in 1916, waarna oom Peet, tante Maria en oom Joseph trouwden. Opvallend is dat de drie gebroeders Aloys, Petrus en Joseph binnen een afstand van slechts een paar kilometers als pachters van het Kroondomein boerden. Oom Joseph volgde zijn oom Gijs Hiel, die geen kinderen had, op en daarmee ook zijn opa en oma Andries Hiel en Marie Anna de Schepper (zie hieronder haar foto in de boerenklederdracht van het Land van Hulst).

Er kwamen sociale veranderingen.
1874 Kinderwetje van Van Houten.
1889 Arbeidswet van Ruys de Beerenbrouck.
1895 en 1897 Veiligheidswet en Wet op de Kamers van Arbeid.
1901 Ongevallenwet, Woningwet, Gezondheidswet en Kinderwetten.
Ook op ander gebied: 1901 schoolplicht van 6-12 jaar en militaire dienstplicht. In 1902 kwam er bij de kerk te Groenendijk een bejaardenhuis, het zgn. Liefdehuis Sint Antonius o.l.v. de Zusters Franciscanessen uit Bergen op Zoom.

11. Aloisius Josephus de Nijs, kwartiermeester
Aloys was zijn roepnaam, geboren 29 oktober 1882 te Kreverhille, getrouwd op 30 april 1907 met Bertha van de Vijver, en overleden 25 februari 1975. Albertha Pharaïlda van de Vijver is geboren op 11 juli 1883 te Koewacht en overleden 30 oktober 1958 te Kloosterzande.

Hun kinderen waren:
1. Adolf
2. Anna
3. Maria
4. Arthuur
5. Joos
6. Marie
7. Martina
8. Mathilde
9. Albert
10. Alma
11. Madeleine
12. Frans
13. Leo
14. Edemon
15. Aloys
16. Auguust
17.Trees
18. Emery
19. Marcel
Anna en Maria (2 en 3) waren een tweeling, waarvan Maria maar 13 dagen heeft geleefd; achttien kinderen zijn volwassen geworden.
Leo stierf met zijn dertig jaar; Marie de Nijs-de Wit, echtgenote van Albert, werd slechts 36 jaar. De andere kinderen zijn minstens 65 geworden en vier van hen leven nog (d.d. 1 januari 2014).

Bekijk eerst de trouwfoto van mijn vader en moeder, resp. 23 en 22 jaar, een jong en energiek paar! Klik voor een vergroting.

Woorden schieten te kort. Na 106 jaar past nog steeds stilte, een tijd van dankbare overweging. Wat hebben zij betekend en gedaan voor de kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen enz. Kijk met de ogen van deze twee terug op zoveel liefde, zorg, toewijding, vreugde en verdriet, vooral op zoveel zegeningen en goeds, van boven ontvangen èn van hun eigen kinderen c.s. karakteristieken:

Aloys sr.
———-
– sterk karakter, trouw, eerlijk, oprecht, vastberaden, leergierig
– goede vader en opvoeder met gezag (een zegen voor de moeder)
– zijn echtgenote getuigde over hem: “Aloys is boer en nog eens boer”
– wist zijn vakmanschap en gedrevenheid over te brengen op zijn kinderen en personeel
– had ruim dertig jaar lang twee zonen bij hem in het bedrijf

Bertha
———-
– zorgzame moeder, alle kinderen waren even welkom
– wist haar zorg en werk goed te verdelen, alsof het vanzelf gebeurde
– was omgeven met behulpzaam personeel en dochters

Kinderen:
———-
– bleven lang thuis (mede door de oorlog 1939-1945) en hielpen mee in het gezin/bedrijf
– zes zonen en vier schoonzonen (dochters) werden landbouwers
– drie zonen werden priester en één dochter religieuze
– één zoon werd burgemeester en één schoonzoon werd provinciaal archivaris
– één zoon werd hotelhouder en één dochter bleef thuis (zorg voor ouders en aanloop).
– mochten vrij kiezen m.b.t. beroep, levensgezel
– leerden verantwoordelijkheid te dragen
– werden opgevoed in het “wij” en hielden rekening met anderen

 

12. Aardappeleters en aardappeltelers
De aardappel is in de wereld het belangrijkste voedselgewas na rijst, tarwe en mais. Aardappelen bevatten koolhydraten, vitamine B6 en vezels. In Nederland en België (frites) zijn ze maaltijddrager, in andere landen tellen ze mee als groente. Er zijn rassen met vastkokende aardappels (vastkokers), die bij het koken hun stevigheid behouden, en rassen met kruimige of bloemige aardappels (droogkokers) en daardoor heel geschikt zijn voor puree. Afkokers zijn aardappelen die bij langer koken helemaal uit elkaar vallen. De Spanjaarden ontdekten rond 1536 de aardappel bij de indianen in Peru en Chili. Zij brachten die mee naar Europa, waar via de kloostertuinen en botanische universiteitstuinen de aardappel na twee eeuwen in grote omvang geteeld werd. De Staten van Zeeland vaardigden in 1736 een plakkaat uit, waarin bepaald werd dat ook belasting (het “tiendrecht”) geheven zou worden over aardappelen. Veel graanvelden werden aardappelvelden.

In Ierland was de aardappel tegen 1650 al het voornaamste voedsel geworden. Het klimaat is er te nat om tarwe op grote schaal te verbouwen en de bevolking werd, vooral door Engelse grootgrondbezitters, hoe langer hoe verder verdreven naar gebieden die ongeschikt waren voor graanverbouw. Gezinnen konden leven van een klein stukje grond. Toen Europa in 1845 en 1846 werd getroffen door de beruchte aardappelziekte, phytophthora, een schimmelziekte, werd Ierland met 9 miljoen inwoners het zwaarst geteisterd. Bijna één miljoen Ieren kwamen om door verhongering en ondervoeding met daarmee samenhangende ziekten als dysenterie en cholera. Vele Ieren begonnen hun land te verlaten. Berooid en ongeschoold vonden zij werk in de uitbreidende Britse industrie. Nog meer trokken jaarlijks voorgoed naar de Verenigde Staten; een emigratie die in 1915 zijn hoogtepunt bereikte.

Vincent van Gogh schilderde zo’n 130 jaar geleden “De Aardappeleters” (Nuenen, 1885). In onze streek had de eerste grootschalige teelt er van plaats te Oostburg in het jaar 1697. Jan de Nijs (jr.) in het Dreefke verving de knolraap/pastinaak voor de gezonde, voedzame en smakelijke kleiaardappel. Zijn bedrijf (9 h.a.) vroeg om licht handwerk; de kinderen hielpen bij het oprapen er van. Zijn opvolgers deden hetzelfde. Op tafel kwamen de kleiaardappelen vaak tweemaal per dag tot en met de eerste helft van de 20ste eeuw.
De belangrijkste teeltgebieden in Nederland zijn: consumptie aardappels in Flevoland, Zeeland en Brabant; zetmeelaardappels in de veenkolonies (fabrieksaardappels Drenthe en Groningen); pootgoed vanwege minder luizen in het Noorden en ook in Zeeuws-Vlaanderen. Bijna de helft is voor consumptie (ook frites, chips e.d.) en een kwart voor pootgoed (m.n. voor de export).

De aardappel behoort tot de nachtschadefamilie, zoals de tomaat, de paprika en de tabak. De groene delen van de aardappel zijn giftig. In tegenstelling met de tomaat kunnen aardappelrassen zeer giftig zijn in de vorm van bessen, zelfs in de knol met een hoog gehalte aan solanine.

Aan het slot van dit hoofdstuk wil ik één anekdote van de vele aardappelverhalen opschrijven. Het gebeurde aan het franse koningshof. De kok wilde furore maken met een nieuw product. De mooie groene aardappel en besjes werden opgediend; de ordinaire knol bij de afval gedaan. Alle hoogheden werden ziek van het nieuwe gerecht. Alle vergif werd verwijderd. De tuinier bracht al de rommel naar de vuilhoop en ontdekte daar enkele maanden later heerlijke en gezonde knollen, een goedkope en aangename aanvulling van het karige rantsoen van zijn gezin.

Een mens hoeft niet geleerd te zijn om slim te zijn!

 

===================================================================================================

 


13. Aloys de Nijs te Kreverhille en Knapaf
Aloys had al vroeg als hobby “fietsen” en had daarmee meer bewegingsvrijheid. De eerste fiets van 1816 was een loopfiets zonder trappers; de eerste veiligheidsfiets was van 1885 met twee even grote wielen en trappers, verbonden via een ketting met de wielen. Drie jaar later kreeg deze fiets luchtbanden, zodat je sneller en comfortabeler kon rijden. Aloys werd lid van een pas opgerichte fietsclub, die de 6 km afstand van Kreverhille naar Kloosterzande in tijd verkortte. Hij ging naar de lagere school en ook voor avondcursussen naar de Noordstraat bij mhr. Borm. Als oudste werkte hij thuis in het landbouwbedrijf, evenals zijn broers Peet en Jozef. Zij gingen om met de paarden, koeien, jongvee, varkens, schapen, kippen en teelden gewassen als tarwe, gerst, suikerbieten, vlas, bonen, aardappelen, klaver en voederbieten. Op weg naar het dorp of naar Hulst kwam hij langs de Noorddijkhoeve van Knapaf, waar Bertha woonde.
Hij behoorde tot de eerste lichting persoonlijke dienstplichtigen, d.w.z. zij mochten geen vervanger of remplaçant in hun plaats aanstellen. In het leger werd hij ordonnans, die bevelen/boodschappen per fiets bezorgde. Een eenvoudige, maar eervolle taak. Vanwege onlusten en een dreigende spoorwegstaking te Amsterdam o.l.v. de socialist Troelstra en communist Domela Nieuwenhuis heeft hij drie maanden extra gediend. Bovendien is hij drie jaar (1914-1917) soldaat geweest tijdens de algemene mobilisatie. Het laatste oorlogsjaar was hij vrij van dienst wegens ouderdom. Onmiddellijk na de capitulatie van Duitsland op 11 november 1918 is hij met zijn broer en medesoldaat Peet + een paar vrienden naar het front aan de IJzer in Vlaanderen gefietst. Zij troffen er een chaos aan, waar het Duitse leger al drie maanden uit (West-)Vlaanderen was verdreven.

Aloys en Bertha trouwden op 30 april 1907, één jaar na de watersnood van 1906 te Hontenisse. De Noorddijkhoeve had geen ondergelopen land, maar toch stopte oom Guust van de Vijver als pachter. Zij waren resp. 24 en 23 jaar, een echtpaar met toekomst. Aloys had van nature gezag en ontzag. Bovendien waren in die tijd de orde en gedragsregels streng, zeker voor de dochters. De zoons hadden iets meer vrijheid. Wel heeft hij eens tegen een professor in opvoedkunde verteld: “Wij –Zeeuwse boeren- gaan met onze kinderen voorzichtig om als met een zaak meel: “nooit slaan, want je verliest het beste (meel) en behoudt waardeloze zemels”. Hij trainde graag jonge werkpaarden en had een luxe klepper/loper tot schrik van Bertha, die in het rijtuig meereed. Hij leidde jonge paarden zo op, dat ze nooit opgaven.”Volhouden” dat gold ook voor zijn kinderen en voor zijn personeel, die getuigden: “bij baas De Nijs leerden we werken”.

Aloys gaf voorrang aan zijn gezin en landbouwbedrijf, maar wilde ook in de samenleving zijn aandeel leveren. Hij had geen tijd om voorman te zijn in sociale functies, maar werd wel een raadsman in meerdere besturen. Hij bewonderde Paus Leo XIII, die zijn sociale encycliek “De Rerum Novarum” (van nieuwe dingen) in 1891 schreef. Coöperaties en scholen e.a. werden nu opgericht en kwamen tot bloei. Zo was hij medeoprichter van de Landbouwwinterschool Hulst in 1924 en van de Coöperatieve Roomboterfabriek Kloosterzande (rond 1927), dertig jaar kerkmeester der parochie en bestuurslid van het Liefdehuis St. Antonius, vier jaar raadslid van de gemeente Hontenisse, jarenlang bij het burgerlijk armbestuur. Hij was bestuurslid van de Koninklijke Harmonie St. Cecilia Kloosterzande.

In die tijd werd men meestal niet gekozen, maar gevraagd voor bepaalde functies en stopte met 65 jaar. Zo was hij vanaf de oprichting tot de sluiting lid van het bestuur der Landbouw winterschool en ondertekende een aantal jaren diploma’s van de geslaagden. De oudste zoon Dolf behoorde bij de eerste jaargang leerlingen en zes broers volgden hem hierin. Aloys sprak soms over zijn zoon Leo als Leo XIII (13e kind) uit bewondering voor Paus Leo XIII. Zijn open belangstelling voor het openbare leven en de samenleving bleef tot in lengte van jaren.

Hij verhuisde met zijn 65 jaar naar Kloosterzande, vormde toen met zoon Joos een maatschap, dat met de jongste zoon Marcel 9 jaar later omgevormd werd tot maatschap Gebrs. De Nijs.

 

===================================================================================================

 


14. Bertha van de Vijver te Knapaf
In het jaar 1889 bouwden de Zusters van Etten-Leur een klooster met een meisjeschool te Groenendijk in de kerkdreef achter de St.Martinus-kerk. Zij hadden zo’n 70 jaar ervaring in het onderwijs. Katholiek onderwijs was een der dringendste behoeften van die tijd. Pas in 1920 kwam de volledige erkenning en rijkssteun van het bijzonder onderwijs in Nederland. Vanuit Dongen werd Etten in 1820 een zelfstandige stichting wegens een regeringsbesluit van 1819 (“een kloostergemeenschap mocht niet meer dan 20 leden tellen”). Daarom ontstonden er in de in de eerste helft van de 19e eeuw meerdere zelfstandige congregaties; na Dongen en Etten kwamen Breda, Roosendaal, Bergen op Zoom, Oudenbosch… allemaal Zusters Franciscanessen Penitenten Recollectinen in West-Brabant. De zusters begonnen met een lagere school voor 6-12 jarigen en al gauw een bewaar- en naaischool, zelfs met een kweekschool bij het moederhuis te Etten. In 1932 hadden deze zusters van Etten 28 kloosters met scholen in het Bisdom Breda.

In Hontenisse was Bertha van de Vijver 5 jaar bij de opening van de H. Hart-meisjesschool Tevoren bleef zij vaak logeren bij haar oom Guust en tante Apolonia van de Vijver-Adriaansens, weken werden maanden, zelfs langer,omdat zij er het beste van de zussen en nichten uit Koewacht aardde. Vanaf dat zij naar school ging te Groenendijk werd de Noorddijkhoeve te Knapaf haar vaste thuis. Zij leerde naaien in deze school en naaide met andere pachter-dochters voor de Oranjevereniging bij de freules Collot D’Escury van het Kroondomein.

Later werden de dochters van Bertha coupeuses voor deze groep dames. Bij tante Apolonia leerde zij koken en allerlei werkzaamheden binen- en buitenshuis op het erf. Zo was zij goed voorbereid op haar taak in haar jong gezin en in het bedrijf. Op 30 april 1907 trouwde zij met Aloys de Nijs. Oom Guust van de Vijver was tot dat moment pachter van de boerderij te Knapaf. In dat zelfde jaar 1907 heeft hij afstand gedaan en in 1909 is hij overleden. In 1911 werd een nieuwe schuur gebouwd en ook het gezin groeide van jaar tot jaar. In 1914 werd de rust verstoord door de eerste wereldoorlog. Duitsland viel België en Frankrijk aan. Haar echtgenoot Aloys werd drie jaar soldaat op Walcheren. De Duitsers bezetten Antwerpen en Gent op 9 oktober en Brugge 14 oktober. Tienduizenden Vlamingen vluchtten naar Nederland en overspoelden Zeeuws-Vlaanderen. Hontenisse moest duizenden er van opvangen; honderden kwamen op de boerderijen en op Knapaf zaten huis en schuur vol. Bertha met zeven kinderen was blij dat ze haar kroost bijeen had in de grote slaapkamer en schreef naar Aloys over de noodtoestand. Hij kwam met verlof, zag en overzag de situatie, stelde resoluut orde op zaken. Zo toonde hij zich –ook als soldaathoofd van het gezin en zij het hart van het gezin. De oorlog duurde niet enkele maanden zoals de Duitsers dachten, maar bij de rivieren de IJzer en Marne (verbonden met een kanaal) werd het een loopgravenoorlog van vier jaar. Bertha kon goed overweg met haar personeel. Zij bleven lang bij haar.

Na de oorlog schreef de huisarts rust voor aan de jonge moeder, die goed met personeel kon omgaan. Er werd besloten om de kinderen naar kostschool te sturen: Dolf en Thuur naar Ruwenberg, Anna naar Etten, Marie, Tina en Thiele vlakbij naar Hulst. Vooral de jongens werden gestimuleerd om te studeren, maar in die tijd bleef het bij schriftelijke beroepscursussen en avondscholing. Moeder Bertha had volop werk voor de dochters in huis, de stallen, bij familie en hulpbehoevenden. Zij was raadgeefster in noodgevallen (E.H.B.O. avant-la-lettre/vóór het woord bestond), er ging niets verloren aan voedsel, kleren werden ge- en vernaaid. Zij merkte alles op, had aandacht voor iedereen, vooral met een liefdevol hart. Het nieuwe huis werd in 1927 gebouwd. De crisis van 1929 en volgende jaren overviel ieder. Vanuit het crisiscentrum te Middelburg werd Dolf gevraagd om crisiscontroleur in botermerken te worden en Marie voor het geven van melkcursussen. De dertiger jaren werd voor velen een moeilijke tijd.

De oudsten gingen uitvliegen. Thuur werd tot priester gewijd in 1937 en kwam twee jaar in België. Dolf begon één jaar later te boeren in Nieuw-Namen/Clinge met Albert als hulp op verzoek van de eigenaar. Marie trouwde in 1939 en werd boerin te Biervliet. Evenzo Tina in 1940 te Ossenisse. In het voorjaar van 1943 trouwde Thiele met een pionier van het nieuwe land Noordoost-Polder en trad Alma in bij de Zusters van Charitas te Roosendaal. Vanwege de oorlog was het moeilijk om een bedrijf te starten en bleven de andere kinderen langer thuis.

 

===================================================================================================

 


15. Kwartierblad van Bertha van de Vijver
De gebroeders Dominicus en Adolphus (geboren 26-04-1846) van de Vijver boerden samen met een kleine en grote boerderij nabij het voormalige Fort Ferdinandus in de gemeente Koewacht. Hun broer Augustinus van de Vijver werd landbouwer te Knapaf in Hontenisse en was peter over Bertha Augusta Pharailda van de Vijver en werd als een pleegvader voor haar. Daarom staat dit kwartierblad op haar naam.

6. Johannes van de Vijver getrouwd met Catharina Bauwens
data: geboorte, huwelijk en overlijden onbekend
5. Judocus van de Vijver getrouwd met Anna Maria de Maesschalck
gedoopt op 12-02-1730 te Koewacht geboren op 27-03-1753 te Koewacht
overleden 08-06-1776 te Koewacht overleden 09-08-1828 te Koewacht
landbouwer in de Ferdinanduspolder te Koewacht
4. Petrus Ambrosius van de Vijver getrouwd met Joanna Catharina Leenkneght
geboren 07-12-1773 te Koewacht 08-05-1798 te Koewacht geboren 15-11-1774 te Hulst
gestorven 31-05-1834 te Koewacht gestorven 27-03-1844 te Koewacht
3. Johannes Franciscus van de Vijver getrouwd met Ludovica Verbeeck
geboren 11-07-1800 te Koewacht 02-08-1830 te Stekene (B.) geboren 28-11-1804 te Stekene
gestorven 10-02-1874 te Koewacht gestorven 11-09-1874 te Koewacht
landman, landbouwer
2. Adolphus van de Vijver getrouwd met Clemence Maria de Vliegher
geboren 26-04-1846 te Koewacht 08-10-1877 te Koewacht geboren 20-05-1853 te Koewacht
gestorven 20-09-1929 te Koewacht gestorven 17-12-1912 te Koewacht
landbouwer in de Ferdinanduspolder te Koewacht
1. Bertha Augusta Pharailda van de Vijver getrouwd met Alouisius Josephus de Nijs
geboren 11-07-1883 te Koewacht 30-04-1907 te Hontenisse geboren 29-10-1882 te Hontenisse
gestorven 31-10-1958 te Koewacht gestorven 25-02-1975 te Hontenisse
dochter van Adolphus van de Vijver en Clemence de Vliegher
vanaf 5 jaar bij haar oom en peter (?) Auguust van de Vijver en tante Apolonia Adraansens

De volwassen geworden kinderen van Adolf en Clemence van de Vijver (nr.2) zijn:
1. Alina geboren 19-07-1878 getrouwd op 11-07-1923 met Augustinus Ferket gestorven 04-02-1967
2. Prudentia geboren 18-03-1880 getrouwd op 08-13-1918 met Julius Mangnus gestorven 02-03-1949
3. Camille geboren 13-04-1881 getrouwd op 22-04-1914 met Celestine van Dorselaer gestorven 17-11-1948
4. Bertha geboren 11-07-1883 getrouwd op 30-04-1907 met Aloys de Nijs gestorven 31-10-1958
5. Edmond geboren 05-03-1885 getrouwd op 06-07-1927 met Josephina Valent gestorven 15-03-1976
6. Mathilda geboren 07-02-1886 getrouwd op 31-01-1928 met Jacobus Dom. v.d. Vijver gestorven 29-06-1973
7. Henricus geboren 08-10-1887 getrouwd op 10-06-1920 met Rosalia van Daele gestorven 01-09-1965
8. Augusta geboren 21-05-1890 getrouwd op 24-11-1921 met Alphons van Waterschoot gestorven 13-01-1964
Er waren nog vijf kinderen,waarvan vier binnen een jaar gestorven zijn en een jongen 12 jaar werd.

(met dank aan Karel en Erna Verschueren-van de Vijver voor bovenstaande gegevens)

 

===================================================================================================

 


16. Kroondomein Kloosterzande
De graven van Nassau – prinsen van Oranje geworden – hadden veel bezittingen in de noordelijke en zuidelijke Nederlanden. De kroondomeinen besloegen 18.000 h.a., waarvan ‘t Loo bij Apeldoorn de “kroon” vormt en siert. Kroondomein Kloosterzande telde 2600 h.a. in het Land van Hulst en was een “schenking” van het Vrije van Brugge op15-09-1582 aan Willem van Oranje voor het verlies van het prinsdom Orange in Zuid-Frankrijk. De landgoederen waren van de abdij Ten Duinen bij Koksijde en gedeeltelijk van de (zuster-)abdij Ter Doest te Brugge, die de gronden hebben ingepolderd en het Hof te Zande hebben gesticht.
Frederik Hendrik werd bij een besluit van de Staten-Generaal 16-4-1646 bevestigd in de eigendom na de herovering van Hulst. Het beheer kwam bij de Nassause Domeinraad in Den Haag. Let wel: Staats-Vlaanderen, -Brabant en -Limburg werden als generaliteitslanden 200-250 jaar lang bestuurd door de Staten-Generaal te Den Haag; pas toen op 20 juli 1814 Staats-Vlaanderen bij de provincie Zeeland kwam, werd het Zeeuws-Vlaanderen (jubileum 1814-2014). Met de grondwet van 1848 werden de domein goederen eigendom van de Staat en kwam het vruchtgebruik aan de koning, de drager van de kroon. De term “kroondomein” dateert van 1848. Vanaf 1 jan. 1973 werden de kroondomeinen opgeheven en werd het beheer van het kroondomein Kloosterzande met agrarische bestemming opgedragen aan het rentambt der staatsdomeinen te Breda.

Vanaf 1666 waren er te Kloosterzande rentmeesters van het kroondomein. De bekendste zijn:
1666-1675 was het professor Hendrik Bornius
1675-1700 zijn zoon Johan Hendrik Bornius
1866-1893 Hendrik A.A. baron Collot d’Escury, ook burgemeester te Hontenisse van 1868-1893
1893-1929 Karel J. A. baron Collot d’Escury eerst ook burgemeester te Boschkapelle. en later te Hontenisse
1929-1968 H. A. Adolf baron Collot d’Escury had vele nevenfuncties (o.a. Suiker- en Boterfabriek)
1968-1972 K. J. André baron Collot d’Escury daarna dijkgraaf van het Waterschap Hulster-Ambacht.
(gegevens en foto 1 uit “De boerderijen in het Land van Hulst” blz. 29-33)

Hendrik Bornius, zijn zoon Johan Hendriik Bornius en de baronnen Hendrik, Karel, Adolf en André Collot d’Escury waren tolerant voor de pachters, katholieken en plaatselijke bevolking. Zij waren voor erfpacht en redelijke pachtprijzen. Karel baron Collot d’Escury stichtte de Eerste Nederlandse Coöperatieve Beetwortel Suikerfabriek te Sas van Gent en de Coöp. Stoomzuivel(Roomboter)fabriek te Kloosterzande. Hij bouwde aan het Hof te Zandeplein het “pand” Collot d’Escury in 1868. Zijn zoon Adolf was voorzitter van de twee genoemde fabrieken en plaatselijke afdeling van de Z(eeuwse) L(andbouw) M(aatschappij).De jacht versterkte jarenlang de band tussen de Familie Collot d’Escury en leden van het Huis van Oranje. Nu het geen kroondomein Kloosterzande meer is, is deze band via de jacht tot op heden gebleven.

 

===================================================================================================

 


17. Flevoland (1) – De Noord Oost Polder
In 1942 werd de Noordoostpolder (N.O.P.) –ruim 48.000 hectare- drooggemalen. Sinds de Afsluitdijk in 1932 heet de Zuiderzee het IJsselmeer, omdat de plaatselijke binnenzee een meer geworden is. Vanwege overstromingen (in 1916 stond het zoute water tot Zaandam) werd in 1916 de Zuiderzeewet van minister Lely aangenomen. Ingenieur Lely was de bedenker van de grote inpolderingen in Nederland. Men zegt dat het de grootste polders van de wereld zijn. De Zuiderzee had eeuwenlang veel schade toegebracht aan mensenlevens en goederen. Er kwam in de nieuwe provincie Flevoland (1986) kostbare landbouwgrond om te boeren, ons land van voedsel te voorzien en mogelijkheden voor veel nieuwe banen en woningen. Zelfs de tegen-stand van de visserij (Urk, Volendam en meer vissersplaatsen) werd overwonnen.
In de oorlogsjaren 1939-1945 stopte geen boer, werkten velen graag in de landbouw. In het gezin van Aloys en Bertha de Nijs evenzo. Zes zonen en vier schoonzonen hadden een aard naar hun (schoon-)vader en wilden –tegen de raad van de vader in- toch boer worden. Drie er van waren begonnen met een bedrijf in de jaren 1938-1940, maar hoe verliep dit proces verder? Flevoland werd voor velen het land van de kleine emigratie binnen Nederland én Canada het grote emigratieland voor onze familie.

Eén a.s. schoonzoon Leen behoorde tot de eerste pioniers en fietste in 1942 wel eens van Lem- mer op de nieuwe dijk naar Urk, zelfs over de glooiinng van de dijk, voordat de N.O.P. in 1942 drooggemalen was. In 1943 kwamen de zoons Albert (28 j.) en Aloys jr. (20 j.) er werken en verbleven in een kamp met barakken voor tien personen. Het was zwaar werk voor de mensen en paarden. Moderne en grote machines, zoals trekkers en maaidorsers waren toen nog niet beschikbaar. In het voorjaar van 1943 kwamen er 12 staatsbedrijven onder leiding van pioniers. Zwager Leen de Wit werd magazijnmeester in Ramspol, vlakbij het pontje (nu brug) naar Kampen. Zijn echtgenote Thiele de Nijs was de derde vrouw in de N.O.P. én tevens van Flevoland (de gemeente Urk wordt even niet meegeteld). De zilte grond werd speciaal bewerkt dank zij de ervaringen in de proefpolder Andijk sinds 1926 (40 h.a.) en 1932 in de Wieringermeer. (Aanbevolen lectuur is het boek “Het nieuwe land” van Eva Vriend met als ondertitel “Het verhaal van een polder die perfect moest zijn”. Het gaat over het ontstaan van de nieuwe provincie Flevoland, het droomland van tienduizenden Nederlanders, die een nieuw bestaan als boer in drooggelegde polders (N.O.P. met 1500 boerderijen of in Oostelijk + Zuidelijk Flevoland) wilden opbouwen. Aan het einde van dit verhaal staat informatie over Het Nieuwe Land met twee kaarten.) Voorjaar 1946 kwam de andere zwager Herman met Anna de Nijs (getrouwd 7 mei 1946) wonen en werken in de N.O.P. Zij begonnen in een woonark te Emmeloord, waar de vier oudsten van de zes kinderen werden geboren. Herman werkte tot 1953 bij de rijksdienst op verschillende plaatsen en in verschillende functies aan de ontginning van de polder. Zij woonden nog ongeveer twee jaar in een zgn. arbeiderswoning te Tollebeek en waren blij als “uitverkorenen” en pachter te kunnen verhuizen naar een boerderij Johannes Postweg 13 te Nagele. Hoe is het met de anderen uit onze familie gegaan, met name de werkers van het eerste uur? Leen werd in 1947 tegelijk met de eerste staatsbedrijfsleiders in de N.O.P. pachter van een groot akkerbouwbedrijf aan de grote weg tussen Emmeloord en Markenesse. Albert werd na de oorlog staatsbedrijfsleider te Espel over 500 h.a. en tegelijk moest hij zorgen dat 500 h.a. riet gemaaid werd om er voor de nieuwe buurman akkerkbouwland van te maken. Bij mijn jaarlijks bezoek aan Albert vroeg de schrijver van dit verhaal hem waar ik hem aan het werk kon vinden. Hij zei:”je kunt het beste bij mijn fiets blijven, want anders zul je zeker verdwalen”. Ondergetekende is toen maar in zijn huis gebleven. In 1952 kon hij met zijn vrouw Marie en zijn vier zoontjes verhuizen naar een pachtbedrijf aan de Hannie Schaftweg onder Emmeloord, dichtbij de zuidelijke afslag van de snelweg Kampen-Lemmer. Albert had een hele staat van dienst, eerst vijf jaar bij zijn oudste broer in Clinge/Nieuw-Namen, daarna negen jaar bij de rijksdienst van de Zuiderzeewerken en IJsselmeerpolders.

Aloys jr – de jongste van de vier uit de familie Aloys de Nijs- was van zijn 20-25 jaar, van ’43-’48, werkzaam in de N.O.P. om de grond in cultuur te brengen; de laatste jaren op zijn eigen verzoek als ploegbaas over het personeel in het groeiende landbouw-machine-park te Emmeloord. Hij leerde er omgaan met grote landbouwmachines. Het wachten in onzekerheid op een eigen bedrijf duurde hem te lang. Hij was nog jong en te veel ondernemer, emigreerde in april 1948 met zijn broer Edemon naar Canada, waar zij samen een agrarisch bedrijf begonnen in 1949.

Volgende keer gaat het verder over Flevoland, met name Oostelijk en Zuidelijk Flevoland + de naar Ir. Lely genoemde provincie-hoofdstad Lelystad met 70.000 en Almere met 200.000 inwoners. Dan komt ook de uitgifte van de boerderijen ter sprake. Een zeer moeilijk karwei en gigantische opdracht. Wie hierover meer wil weten, leest het boek “Het nieuwe land” met bijbehorende land-kaarten ter verduidelijking.

 

===================================================================================================

 


18. Flevoland (2) – Oostelijk en Zuidelijk Flevoland
Aloys jr. de Nijs wilde boer worden. Zijn vader raadde hem aan door te studeren na vier jaren middelbaar onderwijs in Hulst, Aloys jr. antwoordde: “dan ga ik wel naar Canada”. Na de Landbouwwinterschool kregen leeftijdgenoten een oproep vanuit Den Bosch om zich voor de jeugdbeweging te melden. Aloys jr. vertrouwde het niet en wilde langs die weg niet naar Duitsland. Hij meldde zich in 1943 met zijn 20 jaar vrijwillig als polderwerker in de Noord-Oost en kreeg een “Ausweis” of legitimatiebewijs om hier te blijven onder het motto “Nederland voedt zichzelf”. In de laatste twee oorlogsjaren werd de N.O.P stilletjes aan Nederlands Onderduikers Paradijs.
In november 1944 hielden de Duitsers een razzia in de N.O.P. (1800 polderwerkers werden tegen hun wil getransporteerd om in de Duitse fabrieken te werken). Leen was onmisbaar, Albert wist zich aan te sluiten bij oppassers van de paarden. Aloys was op verlof in Zeeland. Zij hadden geluk! Na de oorlog keerde Aloys er terug, leerde omgaan met grote machines, vond zichzelf te jong als pionier, sprak met zijn broer Mon en anderen over Canada. Hij kende veel pioniers die vanwege echtgenote, moeder of gezin het idee van emigreren verwierpen. Aloys en ook Mon zetten door, stapten in het voorjaar van 1948 op de emigratieboot en maakten zo plaats voor de toekomst van broer Joos. Vanuit de Noordoostpolder zijn zes neven en één nicht ook geëmigreerd naar Canada.
Oostelijk Flevoland werd verpacht in de zestiger jaren. Het nieuwe Lelystad zorgde voor andere bedrijven, ander soort werk en groeide tot ruim 75.000 inwoners. Dronten werd plattelandsgemeen- te, waar Gerard de Nijs (Alberts zoon) een nieuw bedrijf pachtte en helaas te vroeg ontviel aan zijn jonge gezin. Zijn vrouw Marian heeft met de hulp van Jan Willem Bos gezin en bedrijf met succes voortgezet. Vele bedrijven zijn hier groter dan 30 h.a. en gingen naar gedupeerde boeren uit Wal-cheren, Zuid-West-Nederland (watersnood van 1953 ), Haarlemmermeerpolder (uitbreiding van vliegveld Schip-hol) en elders wegens ruilverkaveling.
Zuidelijk Flevoland bood ruinte voor de snel groeiende stad Almere met 200.000 inwoners en het natuurgebied Zuidvaardersplassen tussen Almere en Lelystad. Het telt grote erfpachtbedrijven van 50-60 h.a in de gemeente Zeewolde, zoals Aloys de Bruycker, die eigenaar is van huis, schuur en erf. Het grootste landbouwbedrijf is hier zelfs 85 h.a. De kapitale boerderijen stellen hoge eisen aan ondernemers wat betreft kunde, ervaring en financieën.
De uitgifte van boerderijen mag niet onbesproken blijven. Het was een groot karwei, zelfs een gigantische opdracht voor de selectiecommissie. De beoordeling van de kandidaten was geheim en vertrouwelijk, kritisch, zo objectief mogelijk. Als buitenstaander is het oordeel hierover moeilijk. De gelukkigen en uitverkorenen oordelen gewoonlijk positief, de kanslozen en teleurgestelden zeer negatief. Ook al werkte deze laatste groep in de landbouw bij de rijksdienst IJsselmeerpolders, in hun hart bleven zij boer. Na 1967 werd de selectie minder autoritair, er kwam meer inspraak, kan-didaten werden mondiger en kregen meer eigen verantwoordelijkheid. Hendrik Marsman heeft het grootse en wijdse van Flevoland verwoord in een gedicht “Polderland”:

Ik loop door ‘t polderland, onder de hellen regen
oneindig is het land, oneindig zijn de wegen
die naar de kimmen gaan, in lage hemelstreken
heerscht tussen zware kreken, het mistig licht der maan.

Flevoland is voor velen hun nieuwe land en verleende een belangrijke bijdrage aan het oude land, ook voor onze familie, nakomelingen van Aloys en Bertha de Nijs-van de Vijver. Wie wonen er? Alouis en Josefien Staas-Aarnink wonen met twee dochters + gezinnen in Nagele en een zoon in Emmeloord. Erik Damman en Myrjam Staes kregen in de maand januari 2014 een drieling:
– Jan de Boer en Carla Staes vestigden zich in Dronten.
– Jan en Gerry de Wit-Mooiweer wonen met een dochter en zoon + gezinnen in Emmeloord.
– Guust en Colinda de Nijs-Juffermans exploiteren het restaurant “Le Mirage” in Emmeloord.
Marian en Jan Willem Bos zijn bovengenoemd en wonen nabij Dronten. Alouis en Monique de Bruycker-Martens wonen met de dochter tussen Almere en Zeewolde. Zoon Koen en Anita de Bruycker-van der Maarl beheren een boerderij onder Dronten. Edy en Tiny Staes-ter Schure wonen in Elburg, maar Edy handelde met de boeren in Flevoland.

 

===================================================================================================

 


19. Oom Mon en oom Wies naar Canada
Op 28 april 1948 vertrokken de gebroeders Mon en Wies de Nijs met neef Jan van Waterschoot vanuit Rotterdam met de Thabinta, een afgekeurd troepentransportschip. Wegens naoorlogse schaarste maakte dit schip nog een vaart met emigranten, hoewel afgekeurd voor de Nederlandse soldaten naar Indonesië. Oom Wies zei later: “we hebben het gemerkt”. Het stormde en de golven op de drinkbak voor de paarden ontlokte moeder De Nijs de opmerking “wat moet dat aan grote golven op de oceaan geven!”. Minister Lieftinck van Financiën had toegestaan om 100 gulden aan deviezen vanuit hun eigen spaarbankboekje mee te nemen!

Op 5 mei stonden ze met drieën op het land van de drie Gebroeders Burm, hun sponsors, te Wallaceburg in Zuid-Ontario en zagen ruim 50 hectare suikerbieten ontkiemen. bekend werk: bieten dunnen, onkruidvrij houden en later uitdoen. Zij hadden het getroffen, want een jaar later stonden zij op eigen grond om voor zichzelf te beginnen. Oom Wies trouwde 12 mei 1949 in Wallaceburg met Trees die per boot aankwam in Quebec. Hij was daar twee dagen te vroeg, moest Frans en geen Engels spreken!
In het najaar van 1949 had Mon een complexe beenbreuk door een slag van een eigen paard en kreeg in het ziekenhuis het advies “ga naar de old country, daar zul je sneller genezen” Zo zag hij zijn vriendin Louise gauw terug. Zij trouwden op zijn verjaardag 4 juli 1950 en maakten een luxe huwelijksreis per boot. Hij was bij de uitvaart van broer Leo te Rijsbergen. Tot overmaat van ramp had broer Emery in die zomer een zwaar ongeluk en verbleef maandenlang in het ziekenhuis. Ook neef Jan begon te sukkelen… een gevolg van de hersenvliesontsteking tijdens de oorlogsjaren en kwam in de winter van 1951-1952 naar huis, eerst tijdelijk maar het werd voorgoed.
2 Juli 1953 stapte Guust de Nijs als boord aalmoezenier op de emigrantenboot De Waterman van de Holland-Amerikalijn en bleef zes weken in Canada, bezocht bekenden van de emigratiecursussen in Midden-Brabant en was de laatste drie weken bij zijn broers. De pastoor daar nam vakantie in die weken. Mijn conclusies van deze trip waren: emigranten mogen eigenlijk niet ziek worden; jongelui en vooral jonge gezinnen hebben de beste kansen; een goede sponsor is zeer belangrijk. Honderden emigranten zijn in de jaren 1945-1953 geslaagd dank zij de hulp van de sponsors. Toen was er ook een financiële crisis (Marschal-hulp), hoge rentes om geld te lenen en lage rente voor je eigen geld op de bank. In London (Zuid-Ontario) werd een Credi-Union-Bank van en voor emigranten opgericht vanuit Tilburg om startende emigranten een extra waarborg te geven. Oom Mon en Wies waren prima bezig, maar helaas was neef Jan wegens ziekte afgehaakt. Zij teelden graan, kweekmais, suikerbieten en heel wat tomaten, paprika’s, augurken, omdat zij nog maar één bedrijf hadden. In de periode van 1956-1960 dumpte met name Cuba goedkoop rietsuiker op de wereldmarkt en werd de particuliere suikerfabriek in Wallaceburg gesloten. Daarom plantten de ooms nog meer tomaten en konden hun bedrijf uitbreiden. Zij gingen in de winter om beurten met hun gezin naar Nederland. Het werden grote gezinnen. Met één of twee kinderen hadden zij niet hoeven te emigreren. Zij wilden boer worden en graag een groot gezin. Zij waren tevreden. Hun kinderen groeiden als kool en deden het goed in de scholen. Net als in Nederland koos de jeugd allerlei beroepen, vaak met hoger beroepsonderwijs.

In 1966 kwam opa Aloys de Nijs met dochter Madelein hen in Canada bezoeken! Wat een vreugde bij de 15 kleinkinderen, de twee schoondochters en de zonen Mon en Wies, bij “The big Family De Nijs”. Drie weken bij Mon en drie weken bij Wies in de gezinnen en de bedrijven. En dan op visite bij oude bekenden. Als mooi slot een trip naar de Niagara watervallen en het afscheid op het vliegveld Toronto.

 

===================================================================================================

 


20. In het spoor van Oom Mon en oom Wies naar Canada
Rond 1970 ging eerst neef Henk de Wit naar Canada. Al spoedig volgden Jan de Nijs, dan Henk de Nijs, Annemiek de Wit en tenslotte Leo de Wit. Zij waren nog vrijgezel bij hun vertrek. Later volgden twee jonge gezinnen met drie kinderen, n.l. Marcel en Atti de Wit èn Alouis en Toos de Nijs. Zij vestigden zich in Muirkirk, Wardville, Ridgetown en West Lorn ten zuiden van London in Zuid-Ontario. Zij werden landbouwers; alleen Marcel de Wit bleef beroep in zijn autobranche, een benzinepomp en autodiensten. Zij wonen ongeveer 100 km (60-65 miles) ten westen van Wallaceburg, de woonplaats van hun ooms.
Ook deze groep werd groter en hechtten aan elkaar en de familie in Wallaceburg. Het ging hen goed. De grote stap van immigratie naar zelfstandigheid was gelukt. Zij bouwden aan de toekomst van de gezinnen. De vredige rust werd wreed verstoord rond 1982 door twee ernstige ongelukken. Alec de Nijs, jong bosbouwingenieur, viel uit een boom en had een dwarslaesie, letsel aan het draagvlak van het ruggenmerg. Karel van Henk en Joanne de Wit verloor een been onder de knie door een landbouwmachine. Zij zelf en hun naaste familie hebben karakter getoond, de moed opgebracht om te vechten voor zelfbehoud. Dertig jaren later mogen we zeggen: gelukkig kunnen beiden zelfstandig vooruit en hebben hun eigen huisgezin. Tante Leine en oom Guust hebben dat ervaren bij hun 2e bezoek aan Canada in 1966. Wij hebben nog steeds bewondering voor Alec en Karel, voor hun levensmoed. Ook voor degenen die hun gemis aanvullen en bijstaan.

Een speciale vermelding verdient de familieband in Canada, ook met de familie in Nederland en elders. Het kruishuwelijk van hun ouders De Wit-de Nijs e.o. is daarbij een vaste steun. De jaarlijkse familiereünie versterkt de band. De contacten met “the old country” via moderne media en huidige reismogelijkheden zijn prima. Het is weldadig om te zien hoe de jeugd van de 3e en 4e generatie in onze familie wereldwijd elkaar vinden en met elkaar omgaan. Tante Leine en oom Guust ondervinden dat vaak in de bezoeken van veraf en dichtbij. Wij waarderen deze connecties als een stimulans om hiermee door te gaan. Het is de kunst om die vol te houden met zovelen. Met tante Louise en tante Trees in Canada met 25 neven en nichten en met tante Leine, Trees, Annie en Truus, oom Emery en Guust, nog 52 neven en nichten volgen ons de 3e, 4e en straks de 5e generatie met de moderne media Facebook, Twitter, Skype, LinkedIn etc…

In 1985 waren Para-olympische Spelen voor gehandicapten in Assen, hoofdstad van de provincie Drenthe, in Nederland. Alec de Nijs was één der deelnemers in het boogschieten. Zijn vader en moeder kwamen hem achterna. Een paar dagen vóór de opening wandelden zij met Alec buiten het sportterrein. Toevallig kwamen zij een nicht met haar man tegen, n.l. Anneke de Nijs met Eugene Burm uit Kloosterzande die daar op een camping verbleven. Anneke legde contact met de familie in Kloosterzande en Obdam, waar wij met tante Alma op bezoek waren en op weg gingen naar Emmeloord. Oom Albert bestelde direct kaarten om bij de opening van de Spelen te zijn. Daar zag oom Wies vijf broers Albert, Frans, Emery, Marcel, Guust en zijn zusters Alma en Leine, schoonzusters Cor, Tilly, Annie en Truus + de meesten van hun kinderen, zo’n 30 personen. Op de tribune reikte tante Trees, de moeder van Alec, Canadese vlaggetjes uit aan de familie en aan kinderen e.a. die zich bij ons aansloten. Zij vuurde ons aan om de sporters tijdens de intocht toe te juichen: Canada, Canada, Canada. Uit minstens 60 monden galmde “Canada” over 3-4000 supporters in ‘t stadion. Alec heeft één figuur goed gezien: zijn eigen moeder. Alle hoofden van de Canadezen waren even op ons gericht. De leidster van hun grote afvaardiging bedankte ons daarna en gaf met Alec een handvol Canadese dasspeldjes mee. Anneke en Eugene hadden inmiddels op de camping een zaaltje besteld voor de familie om samen te zijn. Het werd voor ons een onvergetelijke dag. Alec heeft daar geen prijs geschoten, maar volgens oom Wies heeft de familie De Nijs toen “de hogen geschoten” dit is de hoogvogel op de prang! Als herinnering brachten oom Frans en tante Tilly persoonlijk een jaar later een ring met ons familiewapen naar Alec!